
‘Het OPEN-programma is een groot succes!’
Het versnellingsprogramma OPEN Eerstelijn helpt en stimuleert huisartsen om medische gegevens veilig digitaal te delen met patiënten. Als leverancier van Medicom, één van de meestgebruikte huisartsinformatiesystemen in de markt, speelt PharmaPartners een belangrijke rol in het veilig beschikbaar maken van patiëntgegevens. Daarom werken we volop mee aan het bereiken van de OPEN-doelen. Het programma van huisartsenverenigingen InEen, LHV en NHG is nu ruim twee jaar onderweg. Wat is er al bereikt? En wat kan er nog beter? Piet Hein Knoop, managing director eHealth bij PharmaPartners geeft antwoord op deze en andere vragen.
Om te beginnen, waar is het VIPP OPEN programma voor de eerste lijn voor bedoeld?
“Met het OPEN-programma wil de overheid zorgen dat meer patiënten hun zorggevens digitaal kunnen inzien en digitale interactie tussen zorgverleners en patiënten stimuleren. Dat kan volgens het programma op twee manieren: via een patiëntenportaal dat de zorgverlener aanbiedt aan een cliënt, zoals het door ons ontwikkelde MijnGezondheid.net. Of via een persoonlijke gezondheidsomgeving, een zogenoemd PGO, die de patiënt zelf beheert.”
"Dat betekent dat vandaag de dag circa 5,4 miljoen patiënten hun dossier online kunnen inzien via MijnGezondheid.net."
Hoeveel huisartsen bieden die digitale inzage en interactie aan patiënten via PharmaPartners-systemen?
“Voor de start van het OPEN-programma boden huisartsen die Medicom gebruiken digitale inzagemogelijkheden aan ongeveer 2 miljoen patiënten via MijnGezondheid.net. Inmiddels biedt ongeveer 95 procent van de Medicom-huisartsen die mogelijkheid. Dat betekent dat vandaag de dag circa 5,4 miljoen patiënten hun dossier online kunnen inzien via MijnGezondheid.net. De stimulering heeft dus gezorgd voor een enorme toename.”
In hoeverre gebruiken patiënten die mogelijkheid al?
“Het afgelopen jaar hebben meer dan 700.000 patiënten, zo’n 13 procent van de patiënten met toegang tot MijnGezondheid.net, hun dossier digitaal ingezien. In het patiëntenportaal kwamen ze daar ook in aanraking met andere digitale communicatiediensten van huisartsen. Denk aan online afspraken maken, labuitslagen opvragen en e-consults voeren. Ook dat gebruik is dus enorm toegenomen. Zo is het aantal e-consults het afgelopen jaar met 87 procent gestegen en het aantal online afspraken zelfs met 185 procent.”
"Zo is het aantal e-consults het afgelopen jaar met 87 procent gestegen en het aantal online afspraken zelfs met 185 procent.”
Hoe staat het landelijk met de voortgang van het OPEN-programma?
“De landelijke cijfers laten een zelfde beeld zien als bij ons. Op 13 oktober 2021 bood 97 procent van de huisartspraktijken online inzagemogelijkheden aan. Dat betekent dat 96 procent van de mensen van zestien jaar en ouder – veertien miljoen Nederlanders – hun dossier digitaal kunnen inzien. Daarvan heeft elf procent dat ook al eens gedaan, zo’n anderhalf miljoen mensen.”
Toch is er ook kritiek. De inzages via PGO’s lopen flink achter op het gebruik van portalen. Hoe komt dat?
“Nagenoeg alle huisartspraktijken hebben hun praktijk op de zorgaanbiederslijst – de ZAL – van MedMij gezet. Dat wil zeggen dat landelijk 92 procent van de praktijken klaar is voor online inzage via een PGO. PGO’s die werken volgens de MedMij-standaarden kunnen dus digitaal koppelen met de systemen van deze huisartsen, ook met Medicom. PharmaPartners ondersteunt namelijk dat die koppeling mogelijk is voor alle gecertificeerde PGO’s. Als die systemen gekoppeld zijn, kunnen patiënten hun dossiergegevens rechtstreeks inzien via hun PGO.
Maar slechts enkele PGO’s voldoen volledig aan de standaarden die MedMij eist in de subsidieregeling. Daardoor zijn er pas een paar honderd dossiers uitgewisseld via PGO’s. Dat wordt wel eens onterecht geweten aan een beschermende houding onder HIS- en portaalontwikkelaars, omdat mensen denken dat portalen en PGO’s concurrerend zijn. Maar ze zijn juist complementair. Portalen en PGO’s spelen elk een eigen rol in het zorglandschap. De uitwisselingsproblemen bij PGO’s komen onder andere door onduidelijkheden over standaarden, ontbrekende structurele financiering en gebrekkige regie in de keten. Daarnaast is de PGO een jonge ontwikkeling die nog een plek moet vinden in bestaande zorgprocessen. De PGO moet van meerwaarde worden voor patiënten én zorgaanbieders.”
"Nagenoeg alle huisartspraktijken hebben hun praktijk op de zorgaanbiederslijst – de ZAL – van MedMij gezet. Dat wil zeggen dat landelijk 92 procent van de praktijken klaar is voor online inzage via een PGO"
Wat betekent dat voor patiënten die hun dossier digitaal willen inzien?
“In de praktijk zien we dat patiënten hun dossier nu vooral inzien via de patiëntportalen van de zorgaanbieders. Dat komt enerzijds doordat die portalen vaak al gekoppeld zijn met de huisartsinformatiesystemen. Anderzijds zijn portalen, in tegenstelling tot veel PGO’s, al onderdeel van bestaande zorgprocessen. Naast dat patiënten hun dossiers inzien, maken ze in portalen ook afspraken, voeren er videoconsulten en wisselen er veilig bestanden uit. Die functies versterken elkaar.”
“Ik denk dat we de meerwaarde van PGO’s kunnen vergroten, door ze nauwer te integreren in digitaal ondersteunde regionale zorgnetwerken waarin ook zorgaanbieders betrokken zijn. De functie van PGO’s moet breder zijn dan alleen het verzamelen en delen van zorggegevens. HINQ is een partij die PGO’s en dossiers nauwer integreert in de regionale zorgnetwerken. Daarom hebben wij HINQ gekozen als onze dienstverlener in het zorgaanbiedersdomein (DVZA) om veilige gegevensuitwisseling tussen Medicom en PGO’s te realiseren. Zij proberen PGO’s een plek te geven in zogenoemde Zorgnetwerk Omgevingen (ZNO’s) waar onze systemen ook onderdeel van uitmaken. In die ZNO’s hebben zowel patiëntenportalen als PGO’s een rol in het realiseren van integrale netwerkzorg door het verbinden van zorgaanbieders in de regio met elkaar en met de patiënt, inclusief een actieve rol voor de patiënt in het zorgproces.”
Als je dat allemaal in acht neemt, is het OPEN-programma dan geslaagd?
“Als je naar de doelstellingen kijkt, kun je niet anders concluderen dan dat het stimuleringsprogramma een groot succes is. Miljoenen patiënten kunnen nu digitaal hun zorggegevens inzien en de digitale interactie tussen zorgverleners en patiënten is enorm toegenomen. De teleurstelling over de beperkte gegevensuitwisseling met PGO’s is begrijpelijk, maar is niet te wijten aan het succes van patiëntportalen. Ze kunnen beide een rol spelen in het verbeteren van de informatie-uitwisseling met en rondom de patiënt, bijvoorbeeld in Zorgnetwerk Omgevingen. Die betere informatie-uitwisseling is essentieel voor het doel dat we allemaal nastreven: nog betere zorg voor de patiënt.”